maandag 21 april 2014

Bewijzen uit de Qoran en de Soennah



Bewijzen uit de Qoran

 


Allah zegt in de Qoran in Soerah Al-Baqarah vers 275:
“Degenen, die rente verteren, zullen niet verrijzen behalve zoals iemand, die door Satan met krankzinnigheid is geslagen. Dat komt, omdat zij zeggen: "Handel is gelijk aan rente",terwijl Allah de handel wettig en de rente onwettig heeft verklaard. Die daarom een vermaning van zijn Heer krijgt en er mee ophoudt, hem zal toebehoren, hetgeen hij vroeger heeft ontvangen en zijn zaak is bij Allah. En zij, die terugvallen, zij zijn de mensen van het Vuur, daarin zullen zij vertoeven.”
Ibn Kathir zegt in zijn Tafsier over deze vers: “ Laa Yaaqoemon (zij zullen
niet verrijzen) betekent het verrijzen uit hen graf op de Dag des Oordeels,
behalve als iemand die Sar’3 (Al-Masroe’3) heeft en de Shaytaan zal hem
slaan (net als iemand die bezeten is en een epileptische aanval
krijgt…(1/344)
Imam Al-Qurtubi zegt in zijn Tafsier: “Er is bewijs in dit vers tegen de
mensen die ontkennen dat epilepsie veroorzaakt wordt door de Djinn en
beweren dat het enkel een lichamelijke oorzaak heeft, en dat de Shaytaan
het menselijk lichaam niet kan binnentreden of krankzinnigheid kan
veroorzaken”.(Tafsier Al-Qurtubi 3/355)

Bewijzen uit de Soennah:

Matar ibn AbderRahmaan Al-A’naq zei: “ Umm Al-Abaan bint Al-Wazee’
bin Zari ibn ‘Amir Al-‘Abdi overleverde van haar vader dat haar
grootvader eens naar de Profeet (vrede zij met hem) ging met zijn zoon of
de zoon van zijn zus die bezeten was door een Djinn.
De grootvader zei:
“Toen we aankwamen bij de Boodschapper van ALLAH (vrede zij met
hem in Medina, zei ik, O Boodschapper van ALLAH (vrede zij met hem) ik
heb met mij gebracht mijn zoon (of de zoon van mijn zus) die bezeten is
door de duivel, zodat je een smeekbede (aan ALLAH) voor hem kan
verrichten.”
De Profeet (vrede zij met hem) zei:
“ Breng hem naar mij, dus ik ging terug naar de groep waar ik hem had
achtergelaten, maakte hem los en deed hem nieuwe kleren aan en bracht
hem naar de Profeet (vrede zij met hem).
Hij (vrede zij met hem) zei:
“Breng hem hier zodat ik bij zijn rug kan, toen hij (vrede zij met hem)
hem (de jongen) vast had, begon hij (vrede zij met hem) hem te slaan op
zijn rug en te zeggen, Ga eruit O Vijand van ALLAH, Ga eruit O Vijand van
ALLAH.
Plotseling leek de jongen er beter uit te zien, hij had een blik die anders
was dan de blik daarvoor, daarna liet de Profeet (vrede zij met hem)
hem(de jongen) naast hem (vrede zij met hem) zitten, en deed een
smeekbede voor hem.
Na de smeekbede van de Profeet (vrede zij met hem) was niemand in de
groep geliefder dan de jongen.(Overgeleverd door Tabarani)
De volgende overlevering is van Ya’la ibn Murabbah (moge ALLAH
tevreden met hem zijn) dat hij zei:
“Ik heb 3 zaken gezien van de Profeet (vrede zij met hem) die niemand
voor mij en niemand na mij heeft gezien, we waren vertrokken voor een
reis en onderweg zagen wij een vrouw zitten op de grond met haar zoon.
Ze zei:
“O Boodschapper van ALLAH dit is een jongen die geraakt is door een
ziekte, dat hem en ons beide kwaad doet, hij wordt meerdere malen
bezeten overdag.”
Hij (vrede zij met hem) zei, “ breng hem naar mij.”
Ze bracht hem bij de Profeet (vrede zij met hem) en ze zette hem tussen
hem en zijn rijdier neer.
Hij (vrede zij met hem) spuugde 3x diep in de mond van de jongen,
zeggende; “Bismillah Ana ‘Abdullah, Iksha Yaa ‘Aduwullah”, (In de
naam van ALLAH, ik ben de dienaar van ALLAH, verdwijn O vijand van
ALLAH) daarna gaf hij (vrede zij met hem) de jongen terug aan haar en
zei: “We zien je terug op deze plek als we terug komen, en vertel me over
zijn toestand.”
Hij zei: We gingen weg en kwamen terug en vonden haar op de zelfde
plaats met 3 lammeren. De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Wat heeft je
zoon gedaan”.
Ze zei: “ Bij Degene die je met de Waarheid heeft gestuurd, we hebben
niks vreemds van hem gezien tot nu. Je mag deze lammeren
meenemen (als dank).”
Hij(vrede zij met hem) beval 1 van zijn metgezellen er 1 te nemen en
de rest aan haar terug te geven.”(Musnad van Ahmed en Al-Hakim in Al-
Mustadrak nr 2/617)
Deze hadith is meteen ook een bewijs voor het ontvangen van een
beloning voor het toepassen van Roqyah.
Het is overgeleverd van ‘Ata ibn Abu Rabah dat Ibn ‘Abbas (moge
ALLAH tevreden met hem zijn) tegen hem zei:
“Zal ik jou 1 van de vrouwen van het Paradijs laten zien? Ik zei, Ja
Hij zei: Deze zwarte (getinte) vrouw kwam naar de Profeet (vrede zij met
hem) en zei: “Soms heb ik last van aanvallen(van epilepsie) en hierdoor
raakt mijn lichaam ontbloot (de vrouw valt op de grond door de
aanvallen), vraag ALLAH mij te genezen.”
De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Als je wenst heb dan geduld en je zal
het Paradijs betreden (vanwege het geduld), maar als je wenst zal ik
ALLAH voor je aanroepen om je te genezen.”
Ze zei: “Ik zal geduld hebben, maar ik raak ontbloot, dus vraag alstublieft
ALLAH voor mij dat ik niet ontbloot raak, en dus riep hij (vrede zij met
hem) ALLAH aan voor haar.”(Bukhari en Muslim)
Ibn Hajr Al-‘Asqalani zegt in zijn Sharh van deze hadieth in Al-
Fath (10/115) dat de vrouw bezeten was door een Djinn en dat die de
aanvallen veroorzaakte. De vrouw genaamd Oum Zafar kreeg dus
epileptische aanvallen (Sar’3).
De hadith die Ibn Hajr als bewijs overleverde was een andere overlevering
van Al-Bazzar ook door Ibn ‘Abbas overgeleverd met de toevoeging van
de woorden, “Ik vrees dat het kwaad mijn lichaam ontbloot”, Ibn Hajar
legt uit dat het kwaad hier niks anders dan de Shaytaan kan betekenen en
dat ze leed aan Sar’3.
De bewijzen in de Soennah zijn overvloedig maar dit zal voldoende zijn
insha ALLAH.

Geen opmerkingen: